Familiedag
Van heinde en verre komt de sippe saâm,
Eén dag per jaar, om met elkander te eten,
En op te rakelen wat werd vergeten:
Der vaadren veeten en hun eigen faam.
Zij smullen lang van 't hartig nagerecht
En lasteren met argloos om zich schouwen.
Bij veel betuigingen van vol vertrouwen
Wordt ieder op zijn beurt verklaard voor slecht.
In de gemeente geur van eau de cologne,
Achter den zwaren rook van baaitabak,
Tast men naar 't oude zeer en 't nieuwe zwak,
En onvoorziens voelt men zichzelf geschonden.
Dan schrikt misschien uit heur gezelligheid
Van geestlijk keuren bij geestrijke dranken
Een vrouw, en zegt kordaat: we moesten danken!
En zoekt al naar een kwartje voor de meid.
Willem
de Mérode 1887-1939
Bron: Tusschen Ploeg en Sikkel verzen van het land.
Bosch & Keuning, Baarn
sippe=familie
|