Gast aan tafel Strooi geen zout als ik kom eten: 'k huil er zelf voldoende bij. Want ik kan maar niet vergeten hoe zíj kookte. Ach laat mij u eens trachten te beschrijven wat mij toch zo snikken doet. Daar is eerst dan de andijvie, Allemachtig! Die was goed! 'k Kon daar wel van blíjven smullen. Zeker met gehakt erbij. En dan yoghurt. 'Dat is,' zei zij, 'om de gaatjes op te vullen.' Maar vergeet ook niet de boontjes! Vlak ook niet de bloemkool uit! Op de schaal en op mijn koontjes prijkte elke dag vers fruit. Doch het ergst mis ik de spruiten, Dáár komt nooit iets anders voor... Mág ik dan mijn neus 'ns snuiten als ik soms haar naam weer hoor...? Lévi Weemoedt 1948 Bron: Vanaf de dag dat ik mensen zag Verzamelde gedichten. Nijgh & Van Ditmar Amsterdam 2007 |