Gebet voor den eten Ghy die wel-eer het manna soet In dorren lande hebt gegeven, Ghy die wel eer fr frissche vloet Hebt wt de steenrots opgedreven. O Vader, wilt ons eerden vat Met uwe goede gaven spijsen, Geeft dattet niet werd al te sat Noch onbequaem om u te prijsen. Laet dalen oock in onsen schoot Om 'twaer geloof in ons te voeden U lieven Soon dat hemels broot: En by sijn woort wilt ons behoeden. Doet leven in ons dorstich hert Des Heyl'gen Geests ontsprongen ader Waer door de siel gelavet wert, Waer door wy roepen: Abba, Vader. Tot dat ghy met het rechte Man Gants sonder maet ons sult beschincken, En wy in eeuwicheyt alsdan Met u het nieuwe sullen drincken. Jacobus Revius 1586 - 1658 Uit: Geestelijke Poëzie Uitgave van "De Waelburgh" Blaricum 1926 |