EATING POETRY Ink runs from the corners of my mouth. There is no happiness like mine. I have been eating poetry. The librarian does not believe what she sees. Her eyes are sad and she walks with her hands in her dress. The poems are gone. The light is dim. The dogs are on the basement stairs and coming up. Their eyeballs roll, their blond legs burn like brush. The poor librarian begins to stamp her feet and weep. She does not understand. When I got on my knees and lick her hand, she screams. I am a new man. I snarl at her and bark. I romp with joy in the bookish dark. GEDICHTEN ETEN Inkt druipt langs mijn mondhoeken. Niemand is zo gelukkig als ik. Ik heb gedichten gegeten. De bibliothecaresse gelooft niet wat ze ziet. Haar ogen staan bedroefd en ze loopt met de handen in haar jurk. De gedichten zijn op. Het licht is zwak. De honden op de keldertrap komen naar boven. Hun oogballen rollen. Hun blonde poten branden als braam. De arme bibliothecaresse begint stampvoetend te huilen. Ze begrijpt het niet. Wanneer ik op mijn knieën val en haar hand lik, schreeuwt ze. Ik ben een nieuw mens. Ik grom naar haar en blaf. Ik dartel van genot in de boekige nacht. Mark Strand 1934 - 2014 Uit: Gedichten eten 2006 De Arbeiderspers Vertaling: Wiljan van den Akker en Esther Jansma |