Gedronken
wijn
De wijn gedronken, het uur genoten,
Zeg mij wat overblijft.
Tussen verlangen en gemis ligt het besloten,
Al wat het leven drijft.
Eetwagen
Hij dronk de
wijn. Ik zag de zonnestralen
Eén eeuwig ogenblik verspelen in zijn glas.
Hij zal nooit weten (God weet waar wij dwalen!)
Dat ik de dichter van zijn wijnkelk was.
Specerijen-bazar
Dromend gaan
door de specerijenstraatjes.
De huisjes zijn van zoete geur doorstoofd.
Het wolkt uit dozen, balen, kast en laadjes,
Ene bedwelming om mijn zalig hoofd
Gaarkeukenstraatje
O, dit is
zeker een der beste straatjes,
Waarin de genieter zijn dag verslijt.
De kok stooft en zijn lieve luie maatjes
Bedienen u van alle heerlijkheid.
Wanhoop
Want in de
wijn proeft elke Man zijn verleden.
Ik proef in elke wijn slechts bitterheid.
Ik heb vergeefs gedwaald, vergeefs geleden.
Zwaarder dan te Amsterdam is hier mijn strijd
Wijn
Drink ik de
wijn in ongemeten maten?
Of is mijn lied verliefd op het woord "wijn"?
Hoe menigmaal, met mijn droef lot verlaten,
Troost wijn en lied voor schuwe pijn.
Gelukkige dronk
Van drinkers
heb ik 't blijde Lied gelezen,
Vóór ik een Dichter en een Drinker was.
Mijn hand: beef niet. Mijn hart: laat af van vrezen.
Het lied is heerlijk en een beker keert men ras.
Bede
Ach: laat mijn lied niet dieper zijn
Dan 't glas Rischon-le-Zion wijn.
Ik weet het wel: de wijn en 't lied
Weren het donker doodslot niet.
Wijsheid
Ach: wat men niet leert uit de wijn,
Dat leert men ook niet uit het Boek.
Een leven met minst mooglijk pijn,
Een stille Dood is wat ik zoek.
I
Ach, wat is waarheid? Wat is zeker?
Dit is de waarheid, die ik vond:
Men schenkt de wijn uit een kruik in een beker
En uit de beker in de dronken mond.
II
Wie in de druiven meer proeft dan het zoete,
Wie in zijne wijn meer proeft dan de wijn,
Hij zal iedere vreugd met wroeging boeten,
En iedere vriendschap met pijn.
Jacob Israël de Haan 1881 - 1924
Bron: http://cf.hum.uva.nl/dsp/ljc/de.haan/kwatrijn.html