Geef, schenker de grote bokaal met wijn... Geef, schenker de grote bokaal met wijn die de boer verbouwt, die zorgen wegneemt, de pijn verjaagt, die vreugde schenkt, de ziel verkwikt. In het vat zit het hart van de magiër, in de beker een zon die goud rondstrooit; de hand van de schenker voedt de ziel, hij streelt het gezicht van de liefste. De wijn bespringt de ziel voordat de keel hem heeft bespeurd. eer hij van lip tot lever gaat, kweekt hij rozen op de wangen. Als hij zijn toorts ontsteekt, vertroost hij ons met zijn vlam; als hij een duivelin zwanger maakt, groeit een engeltje in haar schoot. Voor het hart ontsluit hij een boomgaard, op de wangen toont hij de judasboom, in het brein zaait hij een veldboeket, in de geest het koningskruid. Hij verpulvert een steen tot een poedertje, van stof maakt hij een elixir, van zwarte rook een zuivere lucht, een medicijn voor de pijn. Uit modder bloeit hij op als een roos, uit dor hout als een hyacint; de kraai die van hem proeft, gaat zingen als de nachtegaal. De wijn is als een hart dat huist in het lichaam van de hemel, of: het is vuur op de Sinaï, gevoed door de levensbron. Het hart maakt hij vol van liefde, de ziel veredelt hij, zoals de schelp een parel kweekt uit de regen van april. De ziel brengt hij tot vrolijkheid, het hart raakt in vervoering, het is of hij een hemelbruid voert naar de tuin van het paradijs. Al in het vat komt hij tot leven, daarom hoor je hem kreunen; zijn ziel stort hij in de beker uit en zo troost hij de bedroefde ziel. Qa'ani van Sjiraz 1807 - 1853 Uit: Een karavaan uit Perzië. Klassieke Perzische poëzie Vertaling: J.T.P. de Bruijn. Bulaaq, Amsterdam 2002 |