Gekookte vingers Dit veld moet wel een slaapzaal zijn voor honderd meter lange reuzen: zandbedden reiken van de heg tot aan de bramen langs het pad. Ze werken niet, ze hangen 's nachts geen hemd of broek aan onze linden, ze liggen maar, voor lijk. Melde springt op, als luis uit oude dekens. Ze steken witte vingers op en dan zet jij het mes erin. Dit is mijn bord: hun duim, hun pink met ham en ei en nootmuskaat. Je leest geen sprookjes voor, je dient gekookte reuzen dampend op. Jos Versteegen (1956) uit: Slapen bij een warme man (2008) |