De geur van koffie Koffie heeft de geur van het einde, Van het erna en van het broze ervoor. De vrouwenhand, die 't kopje neerzet, De ogen die mij aanzien, licht en smekend, Het is een laatste groet uit deze wereld, Niet op mijn ijle fladderen berekend. Ik glimlach als een kind dat is gestorven, Een glimlach niet uit diepten brekend, Waarin ik vroeger was geborgen, Maar uit een diepere diepte zwevend, Waar adem samenvalt met ademloosheid En waar de blik terugkeert tot het oog. Adriaan Morriën 1912 - 2002 bron: De Gids. Jaargang 118. P.N. van Kampen & zoon, Amsterdam 1955 |