Gheestelijk Liedeken Ik ben verdroogt, wie zal mij laven? Waar zal mijn herteken uut drinken gaan? De druifkens zijn voor mij gesneden, De wijn is in de kelder gedaan. De kelder is voor mij gesloten: O Heer, ik mag wel droevig zijn! Kond'ik eens aan de sleutel geraken - Ik drank zoo gaarn van den edelen wijn. Ik wil mijzelven niet bedroeven; Ik wil gaan nemen eenen moed Ende knielen voor het kruis des Heeren, Dat is een sleutel, die 't al op doet. Tonis Harmansz. van Wervershoef ong. 1545 - 1579 Bron: Religieuze Poëzie der Nederlanden verzameld door Michel van der Plas Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht |