|
GROOT VLEES
Zondagen overvulde zij met raadsels,
de keukenmeid, Eénmaal per week in dienst
van het Allerheiligst, dat ik niet mocht zien
of zijn: het eerste, zei zij, werd het laatste.
Als zij, weer thuis, het groote vlees aansneed
gloeide zij en ik wist, Vuur had haar beschenen,
ik was haar mindere. Neem, beval zij, eet.
Gemarmerd rood, vol dunne dwarse zenen.
Eva Gerlach 1948
Uit: Een kopstaand beeld
De Arbeiderspers, Amsterdam 1983
|