De gulzigaard Sam at en dronk de ganse dag, En droomde zelfs des nachts van eten; Hetzij hij stond, of zat, of lag, Hij kon de schotels niet vergeten, En sprak, hoe lelijk dit hem stond, Nooit anders dan met volle mond. Hij ruilde knikkers, zweep of tol Voor appels of voor lekkernijen, En had gestaag zijn zakken vol Van allerhande snoeperijen; Ja gaf, o schande! een prenteboek Nog onlangs voor een sneetje koek. Hij maakt van 't schoolgaan slecht gebruik, Staat bij 't examen steeds verlegen; Zijn dikke, vetgemeste buik Doet hem zich traag en log bewegen; En wie in 't dorpje hem ontwaart, Zegt: Daar gaat Sam, de gulzigaard! C.P.E. Robidé van der Aa 1791 - 1851 Uit: Veldviooltjes. Gedichtjes voor vlijtige kinderen. Vrij naar het Engelsch. Amsterdam 1834 Bron: De Nederlandse Kinderpoëzie in 1000 en enige gedichten Verzameld door Gerrit Komrij Prometheus Amsterdam 2007 |