|
Gvlsicheyt
Gvlsicheyt was daer oock seer vremt gheseten
Aen eenen dis vol spysen reet om t'eten,
En rontsom heur stonden flessen en cannen,
Schalen om veel speten, roosters en pannen,
En croesen oock, coppen, stoopen en cruycken,
Vol wyns en biers, vullinghe voor de buycken:
Heuren snuyt was van purpur kermousyn,
Hooghé gheueruft van bier en goeden wyn,
Wel ghestoffeert met veel carbonkel steenen,
En voort had sy in heur gheswollen beenen,
Seer walghelyck, een vuyl loopende gat:
Sy was (soet scheen) seer beestelycken sat,
Van al het gheen dat sy dranck endé at,
Want sy sat daer vuyl ghemaect en bespoghen,
Maer hier medt (siet) en heeft sy niet bedroghen
Een sueghe onreyn die heur gheselschap hiele,
En al op at dat heur achter ontviele.
Jan van der Noot (1539?-1595?)
uit: Het theatre (1568)
Speten-braadspitten
gheueruft-gekleurd
stoopen-kruiken met een inhoud van 2 1/2 ltr
carbonkel steenen-woordspeling met de beide betekenissen van karbonkel:
hoogrode robijn en rode puist
een vuyl gat- bedoeld wordt de anus
soet scheen-naar het leek
sueghe-een zeug
hiele-hield
|