Haring
Hij staat in zijn eentje te graten,
de haringen worden verkocht!
De uitjes geperst in de vaten,
verzonken in 't zurige vocht.
Zijn vrouw staat de centen te tellen,
ze schuift je het wisselgeld toe.
De man trekt de graten en vellen
van de vissen en wordt het niet moe.
's Avonds om zes uur veegt hij zijn handen
af aan een vunzige doek. De ingewanden
gooit hij onder de bomen neer.
Zijn vrouw heeft het eten al klaargezet,
Ze eten en gaan om tien uur naar bed
En morgen staan ze er weer.
Nico Scheepmaker 1930 - 1990
Uit: De
Gedichten. Bert Bakker 1991
|