De Herberg In 't groengedoken ligt de kleine herberg, En lokt van ver met frischrood pannendakje, Roosvervig muurtje en sierlijkslanken hoprank Den moegedoolde, die daar smacht naar laving. De koele plaats, beplant met olm en linde, Biedt rust en lommer. Dicht bij 't vervloos bankje Waar, blauwgekield, met witbestoven schoeisel, Een boerenknaap 't bestelde glaasje bier wacht, Kraait luid een haan en drentlen bonte kippen. Daar brengt een blonde blozendjonge deerne Den bruinen drank den uitgedorsten wandlaar. Op 't roode jakje zwiert de breede haarvlecht, Bij 't vroolijk tripplen van haar vlugge voetjes. En lief omlijst, als 't kind de treedjes afdaalt, Haar met zijn loof de kronkelgrage wijnrank Die, mildbelast met purperblauwe trossen, Aan beide zijden tegen 't muurtje omhoog klimt. Stephanie Hélène Swarth 1859 - 1941 Bron: "Hoog het Glas", bijeengebracht door Gustaaf Van Elring. 1926 Aangeboden door Wijnhandel Ferwerda en Tieman, Amsterdam |