Het brood Waar geleefd wordt en geleden, Waar geboet wordt en gebeden, Waar gestreefd wordt en gestreden Met de nood en met de dood, Klinkt de menselijkste aller beden: "Geef ons heden 't daaglijks brood!" Uit der mensheid drokke scharen, Zwellende als de woeste baren, Suizende als de korenaren Uit der oceanen schoot, Komt de smeekbede opwaarts jagen: om te vragen 't daaglijks brood. Brood, gij koningsvrucht der aarde, Koesterend door haar bewaarde, In uw sterven steeds bepaarde Tot de schone lentedag, Als het levenkwekend koren uit de voren kiemen mag. H.J.A.M. Schaepman 1844-1903 Uit: Stadjuweel. Uitg.W. Versluys, Amsterdam Bron: Wat het harte boeit. Verzameld door J. Riemens-Reurslag W.P. Van Stockum en Zoon. 's-Gravenhage 1948 |