Het ei
Ik kocht een ei, de melkboer zei:
't Komt zo onder de kip vandaan,
Ik ben nog te laat van huis gegaan
Om het mee te kunnen nemen.
Hier heeft U een jong leven
Voor zestien cent of meer,
En namens de ouders: smakelijk eten, meneer.
Het lag nog warm te leven in mijn hand.
Ik mikte reeds zorgvuldig op de harde hete rand
Van de pan en ik kon de geur al ruiken
Van dit al te vroeg geremde kuiken.
Toen het ei zei, toen het ei zei:
Denk 'ns dat het een jongetje is
Dat je je gaat staan bakken.
Denk 'ns dat het je broertje is
Dat zacht sist in de pan
Denk 'ns dat ie verkrampt uit angst
De rand probeert te pakken ...
En dat 'ie dan terug in de boter glijdt
Wat dan, wat dan ... ?
Ik rolde het zorgvuldig in een deken,
En heb toen zelf
Twee weken liggen wachten op iets moois,
Slechts verwarmd door een hoop,
Slechts verwarmd door een laken,
Tot het ei begon te kraken ...
En 't kuiken zei, 't kuiken zei:
Haha, 't was geen jongetje,
Dat je had willen bakken.
Haha, 't was je broertje niet
Dat in de pan was gegaan.
En ik had me weer voor de zoveelste keer
Door een kuiken laten verlakken
Maar de volgende dag at ik rijst ...
met hele jonge kip of haan.
Jaap Fischer (1946)
|