Het genot, van den wijn Wie daaglijks drinkt, en in den wijn Zijn' hoogsten wellust vindt; Wie niets, wat zalig - heilig is, Maar slechts den wijn bemint; Zijn kracht, zijn deugd, zijne eer vermoordt, De stem van zijn geweten smoort Door 't zwelgen van den wijn; Wie eeuwig klinkt, Wie eeuwig drinkt, En... drinkende in den afgrond zinkt - Moet wel verachtlijk zijn! Maar hij, die in een' vriendenkring, Waar gulle vriendschap woont, Zich door een open - vrolijk hart Der vriendschap waardig toont; Als broederliefde in 't harte gloeit, Vertrouwlijkheid de tong ontboeit, Uit vriendschap neemt den wijn; Uit vriendschap klinkt, Uit vriendschap drinkt, En... in den arm der vriendschap zinkt - Die mag mijn broeder zijn! Mr. H.A. Spandaw 1777 - 1855 |