Hotel in het
dorp
Kinderen lachen onder de waranda, moeder's stem. ergens uit het huis, lacht mee, boven het rond gazon, een groene zee, staat een witgouden zon lachend te branden. En allerwegen zonlicht en seringen, het tuimelt door den tuin, een zingend vuur, warm en verrukkelijk, zóó licht en puur van teederheid als slechts het vuur kan zingen. Tusschen de daken op een klein balcon, doe ik dit trillend lied voorzichtig over en zit te zingen, een zachtzinnig roover, een steelsche zanger in de witte zon, en in den avond rijst dit veilig rijk: pianospel en bloemen op mijn kamer, veel is er dieper en veel is voornamer, Maar dit is korten tijd mijn veilig rijk, en dit is goed en om veel voor te geven, een vredig mensch is een eenvoudig ding, dat God schiep tussen zonlicht en sering om het hier, argeloos, te laten leven. Han G. Hoekstra. 1906 - 1988 Uit: Weerspiegeling. Bloemlezing uit de Nederlandse poëzie van 1880 tot heden voor middelbare scholen en andere inrichtingen voor voortgezet onderwijs door T.E. Hoekstra. Van Goor Zonen. Den Haag 1959
|