|
HYPNUS' GEBOORTE
Reeds in de aanvang van Saturnus' eeuw,
Toen 't godendom nog gene driften kende,
Minde Erebus, die vreselijke god,
De bruine Nox, de stilste der godinnen.
Eens 's nachts bezocht god Erebus zijn bruid,
Daar Bacchus en Cupido hem verzelden;
En als de schone, in hare sombre zaal,
Haar bruidegom en gasten gul onthaalde,
Wierd aller hart door wijn en min verhit,
En allen voelden nooitgevoelde stuipen,
Met de eerste dronkenschap en wulpse drift.
Het onervaren viertal dronken goden
Zong, kuste, woelde, en tuimelde op de grond;
En beurtelings de dronken god des afgronds,
En beurtelings de dronken god des wijns,
En beurtelings de dronken god der liefde,
Omhelsden dronken Nox, vol dartle gloed.
Toen wierden Slaap en Dood uit haar geboren.
O.C.F. Hoffham (1744-1799)
uit: Gedichten (2003)
Poëzy
en prosa zyn dus onderscheiden,
gelyk room en afgetapte melk. Want
gelyk de room ook melk
is, zo sluit de poëzy
tevens het prosa in zich. Maar
ook omgekeerd, gelyk aan
de dunne melk het
vet ontbreekt: zo mangelen ook aan
het prosa de voortreflyke eigenschappen
der poëzie, namelyk de vaerzen.
- O.C.F. Hoffham
|