|
Inmaken
Keulse potten, vaatjes, touwtjes,
Vleeskuip naar de eis gepikt;
Nu is 't hoogtijd voor de vrouwtjes,
't Rookt in huis, dat je er van stikt!
Zuurkool naar de eis gesneden,
Molenstenen in de ton,
Stank van boven tot beneden;
Vrouw steeds in haar nachtjapon.-
Zuinig Aaltje is catechismus:
Wie zag immer zuinigheid,
("k Ben niet voor het pessimismus)
Lezers, bij een keukenmeid?-
Duizenden Princessebonen,
Groene bonen bij 't millioen,
Tonnen, waar men in kan wonen,
Als Diogenes mocht doen.
Kelderflessen, blazen, kurken,
Uitjes, sambal, peultjes, peen,
Bloemkool, erwtjes, biet, augurken,
Canteloupen, fijn gesneên!
Fenkel, foelie, lauwerblaren,
Thijm, Cardemon, Marjolijn,
Spaanse peper niet te sparen!
Ankers wijn-en bier-azijn,
Kies vooral de slapste niet!
't Zelfde voor de spersie-koppen,
Eer men er d'azijn op giet.
Appels schillen, boren, drogen,
Kindren aan de diarrhée.
Bruine suiker afgewogen:
Ach, 't wordt in je beurs zo wee!
Reine-claudes, mirabellen,
Brandewijn, kaneel, kandij,
Perzik, abrikoos, morellen,
Naaglen, naar de smaak er bij!
't Geurig sap van de alebessen,
Wél gerist, gekookt, geschuimd,
't Spoelen, 't zwaavlen van de flessen:
Was de boel maar opgeruimd!
Al die vruchten en geleien,
zoet en al dat zuur,
Al die vreemde lekkernijen
Maken juist de inmaak duur.
Vrouwtjes, zo gij ons wilt tonen,
Dat gij d'inmaak goed bevat,
Ziet niet op een duizend bonen,
En een witte kool of wat!
Wilt voor de overmaat niet schromen,
Deelt daarvan met wijs bestel,
Weet gij er niet dóór te komen,
De arme luidjes weten 't wel!
A. van der Hoop Juniorsz 1827 - 1863
Uit: De Nederlandse Poëzie van de
negentiende
en twintigste eeuw in
duizend en enige gedichten. Gerrit Komrij.
Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam.
|