De kale dis We zaten aan een tafel van puur goud En sloegen op de borden van de honger. Er stonden voor de ramen honderd zonnen, Voor elk raam één, dus welbeschouwd Een feestelijk gezicht. Wie was getrouwd Met wie? Om wie was dit begonnen? En paste mij nu vrolijkheid of rouw? Ik wist alleen dat ik verrekte van de honger En dat er iets te vieren viel. Of niet. De gastheer was in elk geval een vrek: Mijn bord bleef leeg. Ik dacht: zelfs al verjaart Hij hoogstpersoonlijk - ìk vertrek! Maar ik verliet De zaal niet, want gelijk sprong men mij op de nek, Schreeuwend van: 'Krentekakker! Hìèr die taart!' R.A. Basart. 1946 - 2019 Uit: De Gezonde Apotheek. Gedichten Uitgeverij De Arbeiderspers 1977 |