Kerstkonijn 't Is bijna tien - de avond is 't,waarop de Heiland werd geboren, - wat lange wimpers heeft de os, de ezel wat fluwelen oren - Maar waar is nu het kerstkonijn, het witte met de rode ogen, dat nooit genoeg gestreeld kon zijn? -O, zoveel liefde werd tot logen - Want, in de vriesnacht, aan de lijn hangt, rood-geaderd, binnenst-buiten, het jasje van het kerstkonijn. - Er klimt een treurwilg langs de ruiten - En alles zou zo erg niet zijn, als niet de jongen was bedrogen, er vaart door hem een vreemde pijn, nu heeft hij zelf zo rode ogen, hij ziet de wereld: lijn aan lijn, miljoenen vachtjes, stijf bevroren, - massacre van het kerstkonijn - en wil niets van de Heiland horen. Jac. van Hattum. 1900-1981
|