Het kerstmaal De vader sloeg een kruis en zegende de spijs. Zijn blik werd donker, of een ver verhaal hem nieuw beroerde, een lang-vergeten wijs hem weer beving. Wij aten diep bevreemd het maal in geur van zware wijn en licht van kaarsen, dat over dennegroen en witte handen scheen, en hoorden telkens weer hoe in de paarse avond de voetstap van kind kwam en verdween. Ed. Hoornik 1910 - 1970 Uit: Verzamelde gedichten, Amsterdam, Meulenhoff 1972 |