Keukenmoeder Sappig vleesch en sappig ooft, Schat van kruiden versch en fleurig, Alles wordt nog éens zoo keurig, Als ons Moedertje ze stooft: 'k Wed, ze kon een harde kei Murrêw maken als pastei. Wilt ge weten, lieve kind, Waar de kunst in is gelegen? Als ge letten wilt ter degen, Ben ik zeker, dat ge 't vindt! Maar ge wordt door haar verkloekt, Als ge 't in het Kookboek zoekt. Of begeert ge, dat ik zèg, Hoe 't recept wel is geheeten? 't Heet - och! wil het niet vergeten: 'Zindlijkheid en overleg;' En voor Saus (geloof me vrij) Doe er maar wat Honger bij! J.P. Heije (1809-1876) uit: Al de volksdichten (1865) |