|
DE
KOEKKRAAM
O
Vrijers, in uw zondags pakjes,
Die vol en zoet te kermis gaat,
En Meisjes in haar beste jakjes
Zoo fier komt leiden langs de straat;
Weest welkom, welkom, als voor dezen:
Bij mij is 't puikje, beste maats,
schoonhoofse piet, alom geprezen;
Hier staat hij op zijn oude plaats.
Fonteinkoek, lekker, malsch en geurig,
Daar Amsterdam voor zwichten moet;
Ook heiligmaker heb ik keurig,
Als suiker en als kruid zoo goed.
kom bastiaan, uw inclinatie
Krijgt lust, ik zie het aan haar neus
Koopt haar een pondje speculatie,
Of Zeeuwsche rotjes, naar heur keus,
Of hebt gij lust om eens te hakken,
Zie hier een wereld van een koek:
Voor knupplen is hij ook gebakken;
Gij kunt hem winnen, zijt gij kloek.
Koek; koek is 't ware, hupse boeren;
't Is echte vaderlandsche kost.
Die op zijn tijd weet koek te voeren
Wordt steeds van veel bezwaar verlost.
C.F. Bendorp 1736 - 1814
Uit: Kermis-tafreeltjes
A. Blussé en Zoon, 1810
|