Koffies lied Ik geef niet om voor uintjes, Nog minder voor rosijntjes, Geef mij maar net een schenkel uit de ou beminde pot, Of daar melk is maak geen zaak, Wat te wit is het geen smaak, En de zwartste koffie drink ik met een eeuvig frisch genot. Is daar zuiker, is daar ni, Dit is 'all de zame to me', Hoe bitterder hoe beter, zoo bring aan de pot en schenk. Was Katrin de hoogste 'lady', Drink zij nog geen 'lemonade' ni, Zoo een flauwe drank's te misselijk voor een mensch wat koffie drink. Of dit van gerst gebrouw is, Zoo lang als dit ni flauw is Smaak koffie voor mij beter dan de beste boland's wijn. Eer de eerste hoender roep Zit ik wachtend op de stoep; Voor een rookend koppie koffie ach, gij weet ni hoe ik kwijn. Zoo's de dag begin te breek, En de sterre te verbleek, Voel ik vreeslijk hol na benne, en ik weet des koffie tijd, 'Sta op ou vrouw, des laat al, Kom af nu van de katel, En maak de koffie daadelijk want de licht schijn door de ruit.' Als gij op kommando rij, Ga gij jacht, of ga gij vrij, De beste drank ter wereld kom mar uit een boer kombuis, Zoo hier is voor de koppie, G'lijk vol van geurig koffie, Een drank wat net gezond is op de veld of in de huis. Herbert Price 1858 - 1936 Uit: De Afrikaanse poëzie in duizend en enige gedichten Gerrit Komrij 1999 Uitgeverij Bert Bakker Amsterdam
|