|
Koffiliedjen
Arabia,
Batavia,
Gij wieg en woon,
Gij hof en troon
Der koffiboon,
Gij broedt den
gloed,
Die goed ons
doet;
Gij voedt ons
bloed
Met vroeden moed!
Gegroet, gegroet
Gij wieg en woon,
Gij hof en troon
Der koffiboon,
Arabia,
Batavia!
Daar rommelt de
trom
Al over het vier,
Daar schommelt zij
om
Met geurenden
zwier;
Den draaienden
kolk
Ontwaaiet de wolk
-
Gebrand is de
boon,
Zoo bruin en zoo
schoon!
Wen schettrend zich
rept
De vroolike kok,
En knetterend
klept
De koperen klok,
Wen 't zwengelken
zwaait
En 't moleken
draait,
Dan zijgt in de
lâ
Het gemalene dra.
'ne rookende
locht
Vol geur ons
omringt,
Wen 't kokende
vocht
Den koffi
doordringt.
Wat kittlend
gejeuk
Veur smaak en veur
reuk!
Komt, vrienden, te
gaar,
De koffi is
klaar!
Hem klinke de
dank,
Die 't boontjen ons
gaf!
Wij drinken den
drank
Wel tot aan ons
graf.
Nu, 't kopjen maar
vol...
Geen kop is op
hol!
Een man is een
man.
Al leêgt hij de
kan!
Arabia,
Batavia,
Gij wieg en woon,
Gij hof en troon
Der koffiboon,
Gij broedt den
gloed,
Die goed ons
doet;
Gij voedt ons
bloed
Met vroeden moed!
Gegroet, gegroet
Gij wieg en woon,
Gij hof en troon
Der koffiboon,
Arabia,
Batavia!
J.M. Dautzenberg
(1808-1869)
uit: Verspreide en
nagelaten gedichten
(1869)
|