Kruiderwijnlied In den warmen zomer van 1842 Eene stem. Alweer een schoonen dag beleefd, Zoo als we er velen zagen! 't Is of natuur aan schoone dagen Nu onuitputbren voorraad heeft. Haar zegen was de laatste jaren Zoo karig en zoo kort: Zou 't zijn geweest om op te garen Wat nu ons weer gegeven wordt? Koor Nu tast zij in haar rijk trezoor En strooit haar gunsten zonder sparen: Wij drinken er haar welzijn voor! Eene stem De menschen schoolden bij elkaar En spraken dwaze woorden: 't Zou guurder worden jaar aan jaar; Wij helden af naar 't Noorden; De zon zou uitgaan als een lamp En laten de aarde in mist en damp. Koor Der menschen klap is beuzelklap: Wij drinken op hun beterschap! Eene stem Ze zeiden: 't Werkstuk is veroud, De raadren zijn verloopen; Hoe kunstig 't was ineens gebouwd, De tijd ving aan met slopen. - De onnoosle dwazen ! dachten zij, Dat de Almagt knutselt zoo als wij? Koor Den grooten Bouwheer van 't heelal Zij de eeredronk en 't lofgeschal! Eene stem Hoe frisch doortrekt het rijp gewas Van fruiten en van kruiden Den gelen wijn in 't groene glas Als met een geur van 't Zuiden! Dat heeft de lieve zon gedaan, Zoo schittrend weer aan 't ondergaan. Koor Weldadig licht! zink nog niet neer: Wij vullen 't glas eerst, u ter eer'. Eene stem 't Geschiedboek overbrieft het wis Tot aan de verste neven, Wat wonderschoone zomer 't is, Dien wij van 't jaar beleven: "Dat, moet toen heerlijk zijn geweest!" Roept zeker elk, die 't hoort of leest. Koor Nu klink' en drink de gansche schaar' Haar warmen dank aan 't warme jaar! Eene stem En gaat men soms ook dan te gast, Als heden en voordezen, Dan zal de druif, die nu nog wast, De roem der tafel wezen; Dan zal zij geuren door de zaal En paarlen in de feestbokaal. Koor Dan zal op hoogtijd en festijn De kostelijkste beker wijn Van Anno Tweeënveertig zijn! Hendrik Tollens Cz. 1780 - 1856 Uit: Gezamenlijke dichtwerken Uitgegeven door G.T.N. Suringar, Leeuwarden 1871 |