Kweepeer Hij is geel van kleur, alsof hij een narciskleurige tuniek draagt, en hij ruikt naar muskus, een doordringende geur. Hij heeft de geur van een geliefde vrouw en dezelfde hartvochtigheid, maar hij heeft de kleur van de hartstochtelijke, uitgeteerde minnaar. Zijn bleekheid is geleend van mijn bleekheid; zijn geur is de adem van mijn geliefde. Toen hij geurig aan de tak hing en de bladeren een bedekking van brokaat voor hem hadden geweven bracht ik voorzichtig mijn hand omhoog om hem te plukken en hem als een wierookvat in het midden van mijn kamer te zetten. Hij droeg een deken van askleurig dons over zijn gladde gouden lijf, en toen hij naakt in mijn hand lag, met niets meer dan zijn geelkleurige hemd, deed hij mij denken aan haar die ik niet kan noemen en ik vreesde dat de hitte van mijn adem hem in mijn vingers zou laten verschrompelen. Shafer ben Utman al-Mushafi, overleden in 982 Uit: Fruit Boek van Jane Grigson 2014 |