Laat maar waaien
Eén
had een mand vol kippen mee,
een ander honderdzeven trostomaten.
En ik de wind, die kwam vandaag toch al van zee,
een pick-up en een koffer 33toeren platen.
Maar ‘t draaide veel te heftig in je hoofd, helaas,
zei je. En Limburgse blauwe schimmelkaas
dat kon je ook al niet bekoren. Nee,
nog liever ga ik voor een vroege uitvaart heen,
maar heb de wind terug opnieuw niet mee
nu na dit feest en dat geslemp van vette borden.
Laat mij met rust, zat rode wijn en Verdi opera’s
gewoon maar dichter in mijn doodse stilte worden.
In simpel sufgetob over wat rijm op varkenshaas
bij open raam en volop harde wind van zee.
Martin van Kralingen 1957
Meander literair magazine november 2004
Dit gedicht is bekroond met de 3e prijs in de wedstrijd
van het literaire internet magazine 'Meander' ter gelegenheid
van het 250e nummer, november 2004
|