Het lied van Bacchus Men hoort in onze kerke Den paster met zijn preek: Dat elk zijn ziel versterke Door vasten, week op week. Maar hier, waar 't lied van Bacchus klinkt, Is 't beter dan in 't sermoen. De hemel drinkt, en de aarde drinkt, Hoe zouden wij 't niet doen? De paster, in zijn kuipe, Praat voor een oude non; Maar Bacchus preekt de zuipe, En elk zit rond zijn ton. De kreuple zelf springt op en hinkt Om zich daarheen te spoên. De hemel drinkt, en de aarde drinkt, Hoe zouden wij 't niet doen? De mannen en de vrouwen Scheidt men hier niet vaneen. Want ieder, die wil trouwen, Mag vrijen, naar ik meen. En 't meisje dan een oogje pinkt, Krijgt van haar lief een zoen. De hemel drinkt, en de aarde drinkt, Hoe zouden wij 't niet doen? Hier hebt gij geen miserie Om alles te verstaan. Het slot van elk mysterie Draait open als een kraan. Als 't bier maar in den beker blinkt, Heeft alle latijn fatsoen. De hemel drinkt, en de aarde drinkt, Hoe zouden wij 't niet doen? De pasters zeggen: amen! Maar Bacchus zegt: 't Is uit! En: vult het! roepen samen De scharen, lang en luid. De glazen op! God Bacchus schinkt! Zijn hoofd is al één groen! De hemel drinkt, en de aarde drinkt, Hoe zouden wij 't niet doen? René de Clercq. 1877-1932 Uit: Gedichten eerste volledige uitgave S.L. van Looy, Amsterdam 1907 |