Boek Piet Paaltjens                                   Piet Paaltjens  Dichter-dominee  1835 - 1894                             


Beginpagina

Jeugdjaren in Leeuwarden

Studententijd in Leiden

Predikant in Foudgum

Predikant in Den Helder

Predikant in Schiedam

Over Piet Paaltjens

Culinaire citaten

Gedichten over eten en drinken

Culinaire bloemlezing



Contact  

Lof van de pekelharing

Een pekelharing blank,
zwaarlijvig, dik en lank,
die 't hoofd is afgeslogen,
de buik en rugg'meteen
heel proper afgesneên,
de vellen afgetogen;

het grom voor uit gedaan,
rauw of met vuur gebraên,
dan geen ajuin vergeten;
en eer des avonds laat
de zon te bedde gaat
met honger opgegeten,

en daartoe dan een stik
van roggebrood, wel dik
van boter, toegekloven
is goede medicijn;
triakel kan niet zijn
zo waardig om te loven.

Een dronk die smaakt daar op:
Breda's of Haarlems sop
of uit de Delftse kuipen;
hij maakt het gorgelgat
weer vaardig, fiks en glad,
om 's morgens weer te zuipen.

En als gij zijt verzeeuwd
en zit en gaapt en geeuwt,
kan hij weer lustig maken,
droogt de catarren op
die boven uit de kop
in borst of tanden raken;

maakt dat men ook wel pist,
en dat u niet en mist
(met orelof) het kakken:
geen winden laat hij rust
hij doet de maag met lust
naar spijs en drinken snakken.

Wat dunkt u, lezer, kan 't dan vreemd of wonder wezen
dat iemand die met lust de pekelharing smult
veel beter is te pas, als die met uitgelezen
en dart'le lekkernij zijn darmen gulzig vult?


Het gedicht is een vertaling van een Latijns vers, geschreven door een
verder onbekende Laurens.
Jacob Westerbaen 1599 - 1670 (de vertaler)
Uit: Gedichten.  Bloemlezing uit het werk van een levensgenieter
Samenstelling: Johan Koppenol.Athenaeum-Polak & Van Gennep
Amsterdam 2001