Mephistopheles Epicureus Ik zie de mens, maar ik begrijp hem niet: - Hij eet van 't leven al wat lekkers smaakt, En proeft van ál zijn passies: zijn mond raakt Iedere vrucht, die iedre hand hem biedt. Hij zoekt in dronkenschap een droom, die vliedt, In 't leven, - tot hij, moede en koud, ontwaakt, Naakt en gebroken: op zijn lippen smaakt Des levens droesem bitter als verdriet. En dan noemt hij de wijn, die vreugde geeft - Zijn passie - zonde, en nuchterzijn zijn deugd, Daar hij zich dwaas dronk in een mooie droom, En in het leven schijn zocht, die niet leeft. Hij vleit zich met de erinn'ring zijner vreugd, Maar durft geen appel proeven zonder schroom. Albert Verwey (1865 - 1937) Mephistopheles Epicureus’, een reeks van vier sonnetten, opgedragen aan Karel Alberdingk Thijm en voor de eerste maal openbaar gemaakt in ‘Persephone en andere gedichten’. |