MIDDAG
Een
ogenblik schaften aan 't hemels zenith
dan draven Helios' paarden weer voort
geen macht heeft ooit wezenijk hun route verstoord,
zelfs Phaëton,de lichtdragende, niet.
De middag is oeverloos, geen begin en geen eind
soms broeit er een vuur dat ons schroeit
óf de wolken verbergen een zon die verkwijnt-
geen bloem is ooit 's middags ontbloeid.
Namiddag, die dagelijkse sleur naar 't dal
waar allengs weer de nachtschaduw groeit-
tussen schemer en schemer onherroepelijk verval
waartoe de droes onzer dagen vervloeit.
Nanoen, gespeend van élan, van geweld,
middagmaaltijd van boter en brood
met slaatje huzaren en een eitje gepeld
en siësta's hof grenst niet aan 't moeras van de dood.
Louis
de Bourbon 1908 - 1975
verzamelde gedichten
Uitg. Orion – Desclee De Brouwer, 1974
|