Mijn slager Omdat het weldra Kerstmis is Heeft mijn slager zijn gezicht Met vetkaarsen verlicht Achter zijn hakblok hakt hij zelden mis Zijn reuzenklap is panklaar en potdicht Bloed stroomt bij stromen uit de rode moten De nagels barsten aan de varkenspoten Maar elke klap geeft ze een nieuw gewicht Rollade, riblap en saucijs Steeds weer gewogen Nooit te licht bevonden De glinstering van altijd verse wonden Verpletterende slag op koeienogen Maken hem keizer in zijn vleespaleis Jean-Paul Franssens (1938-2003) uit: Zuiderkerkhof 1 (1997) Die slager had zijn winkel in de Cornelis Schuytstraat. Boven huurde ik een etage bij mevrouw Groenlo. ’t Was niet meer dan een zolderverdieping die ik voor veel te veel geld door een Amsterdammer heb laten verbouwen. Open keuken. Badkamer. Ik betaalde er tweehonderd gulden per maand. Die verbouwing kostte, ik meen, zo’n twintigduizend gulden. Ik woonde er nog maar drie jaar toen slager Varkenskop het huis kocht en mij als onderhuurder op straat zette, nadat hij letterlijk het dak boven mijn hoofd liet slopen. ‘Achter zijn hakblok hakt hij zelden mis.’ Tot mijn niet geringe vreugde hoorde ik, toen ik eindelijk na veel verhuizerij op het Zuiderkerkhof was beland, dat hij toch misgeslagen had. Invalide. Gloria! Dat komt ervan. Terwijl ik het er zo naar mijn zin had gehad. Verhuisbaar parket. Mijn badkamer van gelakt teakhout. Voor, in de zolderingen grote tuimelramen, waardoor ik die ruimte als atelier kon gebruiken. Mevrouw Groenlo was een aardig mensje. Haar grijze hoofd met de keurige krulletjes schudde altijd ongecontroleerd omdat er ergens binnenin iets niet goed meer vastzat, ze wiebelde op haar dunne beentjes. |