Mijn vader is kok 
      
      
      Mijn vader heeft een restaurant 
Daar kun je heerlijk eten. 
De aardappels zijn aangebrand, 
Het zout is hij vergeten. 
      
      
      De pannenkoeken zijn er taai, 
Ze plakken aan je tanden. 
Er is niet aan bestek gedacht; 
Je eet maar met je handen. 
      
      
      Mijn vader heeft een restaurant 
Maar koken kan  hij niet. 
De gasten schreeuwen moord en brand 
Maar ik roep: hé, niks aan de hand! 
Ik haal tien kilo friet. 
      
      
      De gasten in het restaurant 
Houden meteen hun mond. 
Ik breng de schalen vol patat 
Bij alle tafels rond. 
      
      
      Ze eten snel hun borden leeg. 
Wat zijn de gasten blij! 
Dan roepen ze uit volle borst 
drie keer hoera voor mij. 
      
      
      Hilly Appel 
       
      
      
      
      
       
        |