Mistiek lied Mijn lief, ik moet van heeter minne weenen, Hoe zijt gij zo bezweet, En waarom zien uw kleederen als eenen, Die in de wijn-pers treedt? Als van een berg de waterbeken stroomen, Mijn lief, mijn alderschoonste Heer, Zoo vloeit dat bloedig purper neer Tot in uw zoomen. Daarom, o Bruid, zijn over al mijn leden Mijn kleederen zoo rood, Dat ik de pers alleene heb getreden, 't Is bloed, dat ik vergoot Uit min, om uw versmachte hert te drenken, Mijn duif, mijn alderliefste bruid! Sta op en ga u zelven uit, Ik zal 't u schenken. Ach! bloedt gij zoo om mijnentwil, mijn schoone, Vol liefde, vol geduld, Hoe zoud' ik dit in eeuwigheid beloonen, Hoe diep raak ik in schuld: Waar hebt gij mij, onwaarde, toe verheven, Ik ben van uwer minne krank, Nu laaf mij miet dien zoeten drank, Mijn lief, mijn leven. Jan Luyken (1649-1712) Bron: "Hoog het Glas", bijeengebracht door Gustaaf Van Elring. 1926 Aangeboden door Wijnhandel Ferwerda en Tieman, Amsterdam
|