1
Een afgebrokkeld muurtje centraal op het plein
dateert volgens de slachters uit de achtste eeuw;
op de plaats van het muurtje brachten de eerste bekeerlingen
ter gelegenheid van het slachtfeest hun eerste correcte offer.
De prachtige slachtzaal (Jugendstil-elementen) is door een rijke
Franse familie gebouwd aan het begin van de twintigste eeuw;
het slachthuis bevond zich toen net buiten het administratieve centrum.
Sinds het vertrek van de oude kolonisator zo’n vijftig jaar geleden
is er veel gebeurd, het centrum is enorm uitgedijd,
de stadsbevolking verzoveelvoudigd
maar het slachthuis staat er nog steeds.
Een stadsbestuur met een beetje visie zou het prachtige
slachthuis kunnen verbouwen (de kleine ruïne blijft intact)
en vervolgens omdopen tot museum bijvoorbeeld,
zodat tenminste een deel van de door Amerikaanse
archeologen opgediepte voorwerpen niet hoeft verscheept
maar híer een mooi heenkomen vindt.
2
Een museum zou een hele vooruitgang betekenen want
het zijn macabere taferelen, de getraliede roestbakken beladen
met nietsvermoedend rein vee, langs kruideniers en internetcafés
knetterend naar het slachthuis onderweg.
Op sommige dagen als een stolp op het centrum
de weeë geur van bloed. Het desperate geloei
van een koe die ineens lijkt te begrijpen wat haar
te wachten staat. Wilde honden
zwervend door de winkelstraten.
Een slachter in bloedbesmeurde witte jas en
bloedbesmeurde lieslaarzen, puffend maar ongenaakbaar
langs zwijgend winkelend publiek een kruiwagen voor zich uit
duwend, volgeladen met ingewanden –
geenszins bevorderlijk voor massatoerisme,
waar deze streek het toch echt van zal moeten hebben
wil het hier ooit wat worden.
Werkelijk, een mysterie dat er niet wordt ingegrepen.
Je zou haast gaan geloven dat het bestuur behekst is
en elke nieuwe generatie opnieuw in de ban raakt
van een geheiligd muurtje, een ruïne van niks.
Mustafa Stitou 1974
Uit: Varkensroze ansichten
Amsterdam: De Bezige Bij 2003