Nije Irpels Fandaag is
’n son befroren. Laat ’t
irpels regene, sait Falstaff, en skúl tun
’t bijgeloof fan ouwe wiven. Bin ik ferhuusd
deur ’n gebrek an beflieging, an gare irpels? Ik bin
stâd waar plattelând, klaaistof in de
irpelskillersbak fan Hein Jaap Hilarides
1969 Vandaag is een zon bevroren. Onder teerwolken smelten auto’s weg in de snelweg. Het maanlicht op het IJsselmeer is fel aan de ogen. Laat het aardappels regenen, zegt Falstaff, en schuil tegen het bijgeloof van oude vrouwtjes. (Wij kenden de knol nog geen honderd jaar.) De kooktijd van de aardappel was tijdseenheid van de Inca’s. Ben ik verhuisd door een gebrek aan bevlieging, aan gare piepers? Patat en liefde, vooral patat, bepalen de economie. Hoe wordt onkruid geld? Ik ben stad was platteland, kleistof in de aardappelschillersbak van de tijd. De winst van de dag: een buurvrouw in nachtjapon, stuifwolkjes zand over polderland. Levensgeur van regen. |