Ode aan het brood Brood, met meel, water en vuur kom je omhoog. Zwaar en luchtig, breedliggend en rond, vorm je de buik van de moeder, steeds terugkerende aardse gisting. Brood, hoe eenvoudig en hoe vol betekenis ben je: op de witte bakplaat van de bakkerij breiden je rijen zich uit als keukengerei, borden of papier, en plotseling, de golf van het leven, de ontmoeting van kiem en vuur, je groeit, groeit plotseling als taille, mond, borsten, heuvels uit de aarde, levens, de hitte komt vrij, de volheid vervult je, de wind van de vruchtbaarheid, en dan komt je gouden kleur tot stilstand, en toen je buikjes zwanger raakten, liet het donkere litteken zijn brandmerk achter tussen je goudkleurige helften. Nu, voltooid, ben je, produkt van mensen, terugkerend wonder, wil van het leven, Oh, brood van iedere mond, we zullen niet, om je smeken, wij mensen zijn geen bedelaars van vage goden of duistere engelen: uit zee en uit aarde zullen we brood maken, met graan zullen we de aarde en de planeten beplanten, het brood van iedere mond, van ieder mens, op iedere dag, het zal er zijn omdat wij het gezaaid en gemaakt hebben, niet voor één mens maar voor iedereen, het brood, het brood voor alle volkeren en tegelijkertijd zullen we alles dat vorm en smaak van het brood heeft verdelen: de aarde, de schoonheid, de liefde; dat alles heeft smaak van brood, gisting van meel, alles is ontstaan om gedeeld te worden, om gegeven te worden, om zich te vermenigvuldigen. Daarom brood, als je vlucht uit het huis van de mensen, als ze jou achter houden, jou ons ontzeggen, als de vrek jou prostitueert, als de rijke jou hamstert, als het graan geen vore en aarde zoekt, brood, zullen we niet bidden, brood, zullen we niet bedelen, we zullen voor je vechten met andere mensen, met alle hongerigen, we zullen je gaan zoeken in alle rivieren en in de lucht, we zullen alle grond verdelen om jou te laten kiemen, en met ons zal de aarde oprukken: het water, het vuur, de mens zullen samen met ons vechten, We zullen gekroond gaan met doornen, om aarde en brood voor iedereen te veroveren, en dan zal ook het leven de vorm van brood hebben, het zal eenvoudig en vol betekenis zijn, ontelbaar en zuiver. Alle levende wezens zullen recht hebben op de aarde en op het leven, en zó zal het brood van morgen zijn, het brood van iedere mond, heilig, gezegend, want het zal het resultaat zijn van de langste en hevigste menselijke strijd. De aardse overwinning heeft geen vleugels: ze heeft brood op haar schouders, en vliegt vol moed om de aarde te bevrijden als een bakkersvrouw gedragen op de wind. Pablo Neruda 1904 - 1973 Uit: Dichten in de keuken. Chileens receptenboek met gedichten van Pablo Neruda. september 1985 Chili Komitee Amersfoort |