Ode aan de bosbesstruiken Ze groeien in wijde donkergroene struiken dichtbij elkaar, zodanig innig verstrengeld dat je wel tellen kunt totdat je gehaald wordt. De groenheid van de bosbesstruiken is onbeschrijflijk. Groener dan deuren van jeugd staan ze laag bij de grond. Engelen bewaken de bosbosstruiken in juni, de brandmaand, de maand die zijn mand als een mond met vlammende zon beschildert. Wat zucht en knarst dan het bos van zoetheid en ongehoorde aroma's; wacht toch tot je hand ervan druipt, proef als laatste prikkel de vleugelslag linea recta van de tingeltangel de duistere stoffige zomerse bossen van de taal uit. H.H. ter Balkt 1938 - 2015 Uit: In de waterwingebieden. Gedichten 1953 - 1999 De Bezige Bij, Amsterdam 2000 |