Ode aan de tomaat De straat raakte gevuld met tomaten, middaguur, zomer, het licht gespleten in twee helften tomaat. door de straten loopt het sap. In december raakt de tomaat los, bestormt de keukens, komt binnen met het middageten, gaat gemakkelijk zitten in de keukenvitrines, tussen de glazen, de botervlootjes de blauwe zoutvaatjes, Ze straalt eigen licht uit, welwillende majesteit. Wij moeten haar, helaas vermoorden: het mes verzinkt in haar levende vruchtvlees, het is een rood ingewand, een frisse, diepe, onuitputtelijke zon, vol van Chileense melanges, ze sluit een vrolijk huwelijk met de heldere ui en om het te vieren laat zich de olie vallen, de zoon, de essentie van de olijf, op haar halfopen hemisferen, de peper voegt zijn aroma toe, het zout zijn magnetisme: het zijn de bruiloften van alledag, peterselie zwaait met vlaggetjes, aardappels koken energiek, het gebraad klopt met zijn smaak aan de deur, het is tijd! laten we gaan! en op tafel, in de taille van de zomer toont ons de tomaat aards hemellichaam, herhaalde en vruchtbare ster, haar draaiingen, haar geulen, opvallende volheid en overvloed zonder bot of bolster, zonder schubben of doorns, ze geeft ons het geschenk van haar vurige kleur en haar volledige frisheid. Pablo Neruda 1904 - 1973 Vertaling: Catharina Blaauwendraad Uit: De Gids nr.6 2010. Speciaal nummer: Aan Tafel
|