Omar Khayam Hij beet zijn lippen gulzig in den beker, En dronk het donker fonkelend geluk; - "Bloemen en oogen gaan vroegtijdig stuk. Het voortbestaan van deze kroes is zeker. En als reeds lang mijn roekelooze mond d'Ontzaggelijke stilt' ten prooi zal zijn, En onder duisteren, dooraasden grond Mijn hand vergruisde en mijn gistend brein. Dan zal de beker, wederom geheven, En met den wijn wêerom ten boord gevuld, Zijn duiz'lende vergetelheid nog geven, Die zaligend den zwarten dood verhult" - Toen, opgestooten uit een zwaren roes Spande het toornig bloed zijn zware pezen, En op het steen weersloeg de harde kroes De holle echo van zijn doodlijk vreezen. Anthonie Donker 1902 - 1965 Uit: De dorstige dichter, omvattende een bescheiden verzameling gedichten en liederen uit nabij en ver verleden, handelende over den drank en zijn schenkplaats, over den dorstige en over de dorst vergaard door Han G. Hoekstra. Uitgeverij Bigot & Van Rossum N.V. Amsterdam 1939 Bron: "Grenzen", Hijman, Stenfert Kroese en v.d. Zande 1929 |