Oorlogswinter Vader, je bracht mij toen naar Friesland winter van vierenveertig. Er lag sneeuw. Het was koud. Banden van hout. Gladde wegen vol met kuilen. Na een kwartier ging ik huilen en ik zeurde om brood. Het was hongersnood. Je kwam langs een controle. Ik was bang voor de Duitsers, die zo tegen je schreeuwden, maar je mocht door. Klopte toen bij een boer aan. Die liet ons in de kou staan. Hebt een slaapplaats gezocht. Het was hongertocht. En we sliepen in schuren en de tocht bleef maar duren. Tot je in Oosterwolde dan afscheid nam. Je bent zelf teruggereden, hebt weer honger geleden. Je was zwaar ondervoed. Het had heldenmoed. Vader, ik kreeg warmte en eten. Ik was die reis zo vergeten. En de kou ging voorbij. Het werd groen in de wei. Ik zat op vrede te wachten. Het kwam niet in mijn gedachten dat je me nooit meer zou halen. Je hebt me enkel gebracht. Hans Dorrestijn 1940 Huiselijke omstandigheden-liederen van ongeloof en wanhoop. Bert Bakker , Amsterdam. 1986 |