Op een dag breekt alles Als ik uitstap vraagt een man of ik van bier eerder zal breken of ik wist dat kroegen net katten waren die overdag sliepen, in de nacht zich warm om je heen krulden als bladerdeeg in de oven. Ik denk aan de keren dat ik mijn huis in dronken toestand zag, aan de vreemde pasvormen in de banken schaafwonden die geen kans op genezing kregen. Aan de vloer die daarna nog dagenlang zich aan mijn voeten klampte en ik me opsloot omdat de gang beelden projecteerde van zoenende mensen. Iemand schreef op het behang dat mensen net melkpannetjes waren en dat het kookpunt er nooit ineens was maar zich altijd langzaam opbouwde. Ik ging er met een vaatdoekje overheen en zag mijn moeder die als ze overkookte, flessen Chardonnay aan de goudvis voerde daarna de kom aan haar lippen zette, trots zei dat ze al tijden geen druppel meer dronk. Met stift tekende ik een fornuis voor de pan, sindsdien kun je zelf de temperatuur instellen. En ik schud mijn hoofd naar de man op straat en hij lacht als ik zeg dat het punt van breken nooit met drank te maken heeft maar met het moment waarop glazen elkaar eventjes aanraken. Marieke Rijneveld 1991 Uit: Kalfsvlies 2015 |