Overpeinzing Een goede oude pimpelaar staat peinzend aan een water klaar. z'n herte klopt hem in de keel van 't water is hem hier teveel. "Zie", spreekt hij met een traan in 't oog, "nog liever zag ik alles droog, dan op een watervlak te staren gelijkend op m'n zuivre klare. De schijn bedriegt, ook 't rimpelend vlak, waarin nog nooit wat vreugde stak, waaruit geen mensch haar ooit zal halen al wilde hij met goud betalen." Hij keert zich om en wendt zich af, weg wil hij hier. En op een draf keert hij naar 't kroegje aan de haven, om peinzend zich met vreugd te laven. 1933 Dichter niet bekend Bron: Uit: De dorstige dichter, samengesteld door Han G. Hoekstra. Bigot & Van Rossum N.V. Amsterdam 1939 |