Boek Piet Paaltjens                                   Piet Paaltjens  Dichter-dominee  1835 - 1894                             


Beginpagina

Jeugdjaren in Leeuwarden

Studententijd in Leiden

Predikant in Foudgum

Predikant in Den Helder

Predikant in Schiedam

Over Piet Paaltens

Culinaire citaten

Gedichten over eten en drinken

Culinaire bloemlezing



Contact  

Het pension

I. Afscheid

Vaarwel, Mevrouw van Dam-de Ridder,
Bestuurderes van mijn pension,
Vaarwel, komieke grijze Tante
Met uw gestreken huisjapon.
Wat smaakten uwe flensjes lekker,
Wat was uw thee weldadig slap,
Hoe maakte u met duizend zorgen,
Een biefstuk van een ossenlap.
Hoe keurig liet ge ons ontbijten,
Al noemde u het 'dejeunees'...
Wat smulden we van uw radijsjes
En van uw hinnekend rookvlees.
Vaarwel,  geliefde achterkamer,
Van mijn goedkoop en net pension,
Waar ik zo kalmpjes werd vertroeteld,
Waar ik zo rustig suffen kon.
Helaas, ik moet u gaan verlaten
Gemakkelijke rieten stoel,
Waar ik nog altijd, in gedachten,
De wollen sluimerrol van voel.
Vaarwel, o Aaltje in de keuken
En tuinman Janus van der Heij ...
Al gaf ik jullie nooit 'n fooitje,
Ik mocht je graag en jullie mij.
Het is gedaan met pijpjes roken
En madeliefjes op de jas.
Het is gedaan met muggebeten
Na middagslaapjes in het gras.
Vaarwel dan kanus, sim en hengel,
Waar ik mee uit vissen ging;
Waarmee ik baars en snoek bedreigde,
Maar zelfs geen pietsie bliekje ving.
Vaarwel, vaarwel, o heerlijkheden
Van mijn goedkoop en net pension,
Ik wou dat 'k nog één enkel daagje
In uw gedoe vertoeven kon.

Helaas, ik moet nu van u scheiden,
Hoe gaarne ik gebleven had ...
Ik moet weer naar café's met strijkjes
Naar mijn verdieping ... naar de Stad!

II. Oude kennissen

Wel gut, Mevrouw van Dam - de Ridder,
Daar zijn we weer in uw pension!
Nog alles keurig op zijn plaatsje,
En nog die mooie huisjapon?
Dat is al weer een jaar geleden,
De tijd gaat gauw, niet waar mevrouw?
Al is 't bij uw buren rijker ...
We blijven uw pension getrouw.

Al is u zaterdags wat kregel
Omdat er kamer wordt gedaan.
Al is u zondags uit uw humpje
Wanneer we vroeg zijn opgestaan.
Al is u maandags ontevreden
Omdat 't al weer maandag is.
Al is u dinsdags wel eens zeurig
Van wijngroc en vermoeienis.
Al is u woensdag nog al lastig
Omdat de meid dan uit moet gaan.
Al is u donderdags 'n monster
En brandt u onze lapjes aan.
Al wordt u vrijdags pas wat aardig
Omdat u dan de nota geeft,
We blijven uw pension betrekken,
We zijn u trouw. zolang u leeft!

Kijk, ons tuintje, wat veranderd?
Is de gouden regen dood?
Hebt u havermout en grutten
Naast de kippetjes gepoot?
In ons slootje zwemt ons bliekje
Met ons kikkertje voorbij.
Gut, Mevrouw van Dam - de Ridder,
Dat wordt jacht en visserij.
Wel, ik laat mijn tweeloops komen
Met mijn hoepelnet erbij.
Hè, zo'n heerlijk kikker-zitvlak
Is een fijne smullerij.
Hoor ik daar het meisje fluiten
Van: 'Me gaan, atju, vaarwel!'
Ruik ik niet het stille walmpje
Van ons peteroliestel?

Proef ik reeds de rijst met krenten
Met de alebessensap?
Zie ik niet het helder glimmen
Van de gang en van de trap?
Voel ik niet het felle jeuken
Van de valse muggenbeet?
Hier vergeten we ons zaakje
En ons tram - spoor - autoleed.
Ach, we kunnen u wel kussen
Als u ons niet kwalijk nam,
En het broederlijke zoentje
Ook niet op de nota kwam.

J.H. Speenhoff 1869-1945. 
Uit de beste gedichten van J.H. Speenhoff, verzameld en ingeleid
door J. Greshoff.
Kramers Pocket Reeks nr. 36
Uitgeverij V.A. Kramer-'s-Gravenhage. 1958