Poëet en melkboer Mijn speelse muze kan me soms benauwen als ik de melkboer 's morgens elke dag - in koude, hitte, regen, hagelslag - weer met zijn kruiken heen en weet zie sjouwen. Hij is correct een dienaar van mevrouwen, die slechts belonen met een fooi of lach; en of hij nors of praatziek wezen mag, op hem kan heel mijn huisgezin vertrouwen. Al houdt hij ook zijn winzucht niet in toom en mist zijn melk ook soms voldoende room, mijn kindren hebben melk het meeste nodig. Als hij voor allen sjouwt, lig ik in bed nog vaak te broeien op een slap sonnet, voor mijn gezin en 't mensdom overbodig. Frans Babylon. 1924 - 1968 Bron: De Nederlandse poëzie van de negentiende en twintigste eeuw in 1000 en enige gedichten. Gerrit Komrij Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam |