Refectorium Dwang voedt de ziel. In de laagte van koude kelders staat de spijs opgediend. Op blinkende schalen huivert het vlees. Neemt en eet. Een knookhand zegent de gaven. Dik als een slak glijdt het bloed door de keel. Het kind slikt, mager, bereid het gelag te betalen. Want zijn smaak wordt nooit bediend. Tegenzin ligt als een pap op de maag, onvertaald, materiaal voor de ziel. Op deze wijze leert men de honger naar poëzie. Charles Ducal 1952 Uit: Naar de aarde. Atlas 1998 |