Of Rhijnschen
roemer of Fransche fluit!
Hoe ook verscheiden Om 't zeerste schoon Voegt toch bij beiden Geen zelfde toon: Als met festoenen Den steel omkransd, 't Ons uit de groenen En geurt èn glanst, Denke ik, bewogen Of 'k weér ze zag, Aan lichtblauwe oogen En teedren lach! Als we in dier slanken Dun kristallijn Het vuur zien spranken In paarlenschijn, Vermoede ik strikken Mij loos gespreid, Door donkre blikken En dartelheid! Schuilt dweepziek droomen In 't ronde glas En geeft geen schroomen Bij 't lange pas; Beurt naast elkander Dan op uw feest Nooit dubb'len stander: Gemoed en geest! Waar mijmeringen Uit Rhijnschen lust Zoo zoet me omvingen Of 'k werd gekust, Deed schertsziek plagen Van schalken buur 't Lief kind vertsagen Vóór 't herdersuur! En zoo bij wijlen Na Franschen toog Ook tal van pijlen Mijn pees ontvloog, Zag 'k bij 't geflonker Van ons vernuft In schemerdonker 't Gepeins versuft! Geef dies, wat weelde Uw disch ook biê, Geef ze onverdeelde, In harmonie: Geen tweestrijd doeme er Den glazen uit; Of Rhijnschen roemer, Of Fransche Fluit! E.J. Potgieter 1808 - 1875 Bron: Uit: De dorstige dichter, samengesteld door Han G. Hoekstra. Bigot & Van Rossum N.V. Amsterdam 1939 |